Armoede, een inleiding
Situatie
Voedselonzekerheid
Grondrechten
De zelfvoorzienende boeren op het platteland
De toekomst van de zelfvoorzienende boeren
Verondersteld rendement van de boerenbedrijven
Verstedelijking
Stadsboerderijen
Logistiek
Mais als exportproduct
Markten
Ontwikkelingshulp
Hulpverlening en liefdadigheid
Armoede, een inleiding
Volgens economen is er geen merkbare economische groei in Malawi geweest sedert de jaren ‘80. De oorzaak schrijven zij toe aan de minimale oogsten vanwege de grillige regenpatronen en regelmatige overstromingen. Dat is zeker het geval in het ecologische kwetsbare zuiden, maar er is ook een historische en sociale oorzaak te noemen dat van invloed is geweest, zoals de koloniale repressie en het samenvoegen van negen inheemse stammen waaruit het land nu bestaat. Na de onafhankelijkheid bleken de vele overheidsinstanties door onbekwaam management, corruptie en zelfzucht in een onwennig staatsbestel niet in staat om middelen en mogelijkheden beschikbaar te stellen om de levensstandaard en het geestelijk welzijn van de bevolking te verbeteren. In de liberale jaren tachtig ontstonden door wurgovereenkomsten enorme schulden en volgden decennialang drastische bezuinigingen in de publieke sector.
Door de eeuwenlange materiële beperkingen, psychische druk en door uitbuiting is ondertussen een vorm van gelatenheid overal in Malawi ontstaan naar wat het nu is: een futloze samenleving in armoede, zonder zelfvertrouwen.
Situatie
Statistisch leeft meer dan de helft van de bevolking van Malawi ver onder het bestaansminimum en is al eeuwen gewend aan de jaarlijkse voedselschaarste en aan het gemis aan andere eerste levensbehoeften. Dick Wittenberg, voormalig redacteur buitenland van het NRC Handelsblad schreef daarover beeldend hoe de driehonderd dorpsbewoners van Dickisoni in Malawi armoede overleven....
Armoede is meer dan weinig geld hebben. Het is ook slapen op de grond, gewikkeld in een doek of deken. Niet genoeg te eten hebben. Twee stuks versleten, verwassen of gescheurde kleding bezitten. Geen basisbenodigdheden zoals zout, lucifers, kookolie en zeep kunnen kopen. Geen schrijfgerei. Niet naar de dokter kunnen gaan. Kinderen niet naar school kunnen sturen. Hongerlijden. Wat je verdient meteen weer uitgeven, dag na dag. Geen keuze hebben, geen perspectief.
In termen van welvaart wordt Malawi wereldwijd gerangschikt onder één van de minst economisch ontwikkelde landen op basis van de Human Development Index (HDI), mede door:
Economie
Door gebrek aan delfstoffen en door het gemis van een zeehaven heeft Malawi zich nooit kunnen ontwikkelen tot een economisch zelfstandige natie. De economie van Malawi is gebaseerd op de landbouw met een zeer laag mechanisatieniveau.
Landbouw
De kleine landbouwbedrijven zijn zelfvoorzienend zonder enige vorm van mechanisatie. Mais is het hoofdvoedselgewas. In concrete zin is de verwaarloosde landbouwsector een erfenis van het koloniale verleden, toen koloniale machtshebbers oude zelfvoorzienende landbouwsystemen vernietigden ten gunste van de productie van tabak, thee en suikerriet voor Europese afnemers. Internationaal zijn die gewassen van weinig betekenis en de oorzaak dat het land daaruit weinig inkomsten heeft.
Bevolkingsgroei
Veel gezinnen hebben meer kinderen dan ze zich financieel kunnen veroorloven. Als gevolg daarvan slagen veel ouders er niet in om hun kinderen voldoende eten te geven en op te voeden. Door de beperkte nationale middelen en ontplooiingsmogelijkheden vanwege het hoge bevolkingsaantal bestaan er weinig toekomstperspectieven voor jonge mensen.
Jeugdwerkloosheid
De werkloosheid onder jongeren is erg hoog. Het merendeel van de werklozen in Malawi zijn productieve jongeren onder de veertig jaar. Het gevolg is dat ze in plaats van een positieve bijdrage te leveren aan de groei van de economie, zij vaak een last zijn.
Geestelijk welzijn
Uit onderzoek blijkt dat in een voedselonzeker huishouden een hoger risico bestaat op angst en depressie. Inbegrepen de jaarlijkse terugkerende hongerperiode in Malawi heeft ook het gebrek aan perspectieven invloed op het geestelijk welzijn, waaronder de kwesties werkloosheid, armoede en ongelijkheid.
Analfabetisme
Een hoog percentage van de Malawi-bevolking bestaat uit analfabeten. Dat heeft gevolgen bij het inwinnen van informatie, wat hen zou helpen om een bedrijf succesvol te runnen. Hoger opgeleiden zijn gewoonlijk in loondienst en hebben die ambities niet.
Energiebronnen
De hoeveelheid elektriciteit dat het staatsenergiebedrijf Escom opwekt, ligt ver onder de benodigde hoeveelheid energie. De onbetrouwbare energieleveringen zijn mede de oorzaak dat industrialisatie en de economische ontwikkelingen achterblijven.
Wegennet
Hoewel het wegennet wordt verbeterd met steun van het Internationaal Monetair Fonds, blijven veel gebieden slecht bereikbaar. Daardoor is het moeilijk om land- en tuinbouwproducten te vermarkten. Als gevolg hiervan worden producten noodgedwongen te goedkoop verkocht of blijven staan op de velden en verrotten terwijl de noodzaak bestaat om deze te consumeren.
ICT-voorzieningen
Door de minimaal aanwezige ICT-infrastructuur zijn veel informatiediensten moeilijk toegankelijk, inbegrepen de toegang tot online betalingssystemen. Veel inwoners en bedrijven kunnen zich vanwege de hoge kosten geen internetaansluiting veroorloven.
Zaken doen
Het in stand houden van een bedrijf is moeilijk in Malawi omdat het verkrijgen van kredieten of leningen gecompliceerd is en de rentetarieven exorbitant hoog. De belastinginning is niet consistent. Het verwerven en registreren van onroerend goed is als buitenlandse investeerder een groot probleem, evenals de handel over de grenzen heen.
Corruptie
Corruptie is één van de belangrijkste oorzaken van armoede in Malawi. Daden van corruptie zijn overal en hebben invloed op de efficiëntie in zowel de publieke als de private sector
Migratie
Vanwege het leven in uitzichtloze armoede migreren jaarlijks duizenden arme en hongerige mensen van het platteland naar de steden op zoek naar een beter bestaan. Bij gebrek aan woonruimte komen de migranten zonder middelen van bestaan terecht in illegale nederzettingen
Ngo’s
Door hun fysieke afwezigheid hebben de vele tientallen hulpverlenende niet-gouvermentele organisaties (ngo’s) en private goeddoelstichtingen niet altijd inzage in de bestedingen van hun charitatieve of filantropische schenkingen. De gewoonlijk consumptieve donaties in buitenlandse valuta worden als vanzelfsprekend aangenomen. Een tegenprestatie wordt niet verlangd en dat is mede de reden dat er geen prikkels zijn om plaatselijk de economische groei aan te moedigen.
Voedselonzekerheid
Het is nog geen oogsttijd in Mitundu, in het buitengebied van Lilongwe, maar de maïsoogst van dorpshoofd Lukwa ziet er nu al droog en onvolgroeid uit. Het dorpshoofd vreest dat hij zichzelf en zijn vijf kinderen dit jaar niet zal kunnen voeden ondanks dat hij losse arbeiders had ingehuurd om zijn land te bewerken. Hij vermoedt dat hij steun zal moeten vragen aan een aantal van zijn kinderen die in het buitenland werken. Lukwa is één van de 1,4 miljoen kleine zelfvoorzienende boeren die gebruik hebben gemaakt van het Farm Input Subsidie Programme (FISP). Zelf is hij daarvan geen voorstander om niet afhankelijk te zijn. Het was hem gebleken dat bij de toekenning steeds sprake was van willekeur. “Als bijvoorbeeld tegen overheidsfunctionarissen wordt gezegd dat 50 mensen in het dorp subsidie voor kunstmest nodig hebben en aan het einde van de dag slechts 20 coupons worden achtergelaten, voelt de rest zich buitenspel gezet”, zegt hij. Het oude systeem was beter toen de landbouwinputs werden verdeeld via boerenorganisaties. “Mijn eigen neef was ervan overtuigd dat ik corrupt was, omdat ik hem geen bon had gegeven”. “De kwestie is pas vorige week opgelost”. “Een dorpshoofd in de buurt was om diezelfde reden door zijn dorpsgenoten zelfs mishandeld”.
Volgens de Wereldvoedselorganisatie wordt 130 kg mais per persoon per jaar in Malawi geconsumeerd. Aangenomen wordt dat daarvoor jaarlijks 2.470.000.000 kg [19.000.000 inwoners x 130 kg/p.p.] consumptiemais nodig is zonder een hongerperiode. De Foreign Agricultural Service als deel van International Production Assessment Division rapporteert over 2022 dat 3.510.000.000 kg is geoogst op 1.790.000 ha akkerland met een gemiddelde opbrengst van 2.000 kg per ha. Ook uit andere bronnen blijkt dat er voldoende mais wordt geoogst om de bevolking te voeden, maar is kennelijk niet beschikbaar.
Grondrechten
Grondrechten bestaan in Malawi op historische gronden maar kunnen ook door aankoop in volledig eigendom verkregen worden. Het is buitenlanders niet toegestaan om onroerend goed in Malawi te verwerven, mits in compagnonschap.
Gebruiksrechten van grond, dus zonder eigendom, kan toebedeeld worden door een plaatselijke chief. In dat laatste geval gebeurt dat zonder formaliteiten, hetgeen inhoudt dat die toewijzing kan expireren. Het is dus mogelijk dat gezinnen landrecht denken te hebben terwijl de akkers door de chief aan anderen is vergeven of toebedeeld in de veronderstelling dat de oorspronkelijke gebruikers het land niet meer nodig hadden. In praktische zin kan ook geen woning worden gebouwd op ongebruikt land als het perceel aan de chief als landbeheerder is gereserveerd.
Echter, ook een pachter heeft geen rechten. Een gehuurde akker kan zonder reden worden opgezegd. Er kan ook een hogere pacht worden verlangd als door betere bemesting de akker bijvoorbeeld meer gaat opbrengen. Die situatie heeft tot gevolg dat een pachter steeds onzeker is of hij de grond kan blijven gebruiken en dat is van invloed op de kwaliteit van het akkerland. Zelf zal een eigenaar meer kunstmest, compost en kwaliteitszaden gebruiken zodat de gewasopbrengsten beduidend hoger zijn dan bij pachters en de informele landgebruikers. Het verklaart mede het bestaan van rijkere boeren
Anderzijds kan een migrant elders eigendom verwerven of met instemming van de plaatselijk chief grond in gebruik nemen om opnieuw zelfvoorzienend te worden.
De zelfvoorzienende boeren op het platteland
Generaties lang wordt landbouwgrond in Malawi overgedragen via erfelijke structuren. Naar mate het gezin groeit, wordt de landbouwgrond keer op keer opnieuw verkaveld, zodat de meeste zelfvoorzienende boerengezinnen in het zuiden van het land naar schatting ½ hectare cultiveren zonder machines. Uit onderzoek blijkt dat die gezinnen gewoonlijk uit meer dan 5 personen bestaan en mais verbouwen als hoofdvoedselgewas. Echter, omdat er geen tussenteelt bestaat, heeft de plattelandsbevolking te maken met een onomkeerbare hongerperiode van 5 maanden vanaf het moment dat hun leefvoorraad op is. Het bestaan daarvan is het negatieve resultaat van werklust en collectieve gelatenheid als gevolg van uitbuiting. In werkelijkheid leeft 63% van de bevolking onder de armoedegrens, volgens de Verenigde Naties omschreven als “het niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften”.
De toekomst van de zelfvoorzienende boeren
De winstgevendheid van kleine boerenbedrijven zou in theorie kunnen worden verbeterd als boeren betere landbouwmethoden zouden toepassen, zij efficiënter zouden zijn in het gebruik van meststoffen en het gewas beter zouden beschermen tegen verliezen als gevolg van plagen en ziekten. In dat geval is het noodzakelijk om te weten hoe productief en winstgevend een oppervlakte-eenheid ter plaatse is, inbegrepen de geografische context, de kwaliteit van de bodem, de regenval en temperatuur die de opbrengst van het gewas- en de vee productiviteit bepalen. Andere factoren die van belang zijn, is de mogelijk afgelegen ligging die invloed heeft op de transportkosten, de kosten van meststoffen, zaaigoed en andere bedrijfskosten. Omdat al tientallen jaren nauwelijks meststoffen zijn toegevoegd, is de landbouwgrond in het algemeen uitgeput. De meeste akkers hebben tot in lengte van jaren extra chemische en organische mest nodig en andere toevoegingen om in kwaliteit te verbeteren en hogere opbrengsten te genereren. Het is moeilijk om precies te zijn over de potentiële winstgevendheid van boerderijen, maar het is niet waarschijnlijk dat de bovengrens van de opbrengst meer dan $200 per ½ hectare per jaar is. We kunnen daaruit concluderen dat zelfs met zeer bescheiden doelen, de kleine boerenbedrijven niet "levensvatbaar" zijn wanneer ze worden benaderd vanuit de armoedegrens.
Door de kleine bedrijfsgrootte en de beperkte toegang tot markten is het derhalve onmogelijk om voor boerengezinnen voedselzekerheid te veronderstellen gedurende het gehele jaar. Ook is het onwaarschijnlijk dat ze een bijdrage kunnen leveren binnen de gemeenschap. Omdat de boerderijen te klein zijn om inkomens te genereren boven de huidige armoedegrens, bestaat de onwerkelijke vraag wat er dan moet gebeuren om daarboven te komen. Vanuit die invitatie bestaat een concreet antwoord. Voor $200 per jaar is dat niet mogelijk.
Inkomen van een boerengezin van 5 personen
Statistische maisopbrengst is 1.000 kg per acre
Maisconsumptie per persoon per maand 130 kg/12= 11 kg
Maisconsumptie per gezin van 5 p. per maand = 55 kg
Leefvoorraad 7 maanden x 55 kg = 385 kg
Voor de verkoop 1.000 – 385 kg = 615 kg
Inkomen van het gezin 615 kg x K90 = K55.350 = €30
In werkelijkheid blijven de boerengezinnen ieder jaar extreem arm achter met een inkomen van €30 op jaarbasis terwijl het bestaansminimum volgend de Wereldbank (€1,90 p.d.p.p.) voor een gezin van 5 personen €3.500 zou moeten zijn. De wrange realiteit is dat wanneer er geld zou zijn, er ‘slechts’ €40 nodig is om het gezin van 5 personen zonder een hongerperiode het gehele jaar te voeden zonder landarbeid en bedrijfskosten [5 personen x 130 kg/j x K90 = K58.500]. Er is geen geld en dus geen keuze. En ook opgeven is geen optie. Ook tijdens het volgende oogstseizoen zal men weer uitgebuit worden en zonder vooruitzichten extreem arm blijven.
Verondersteld rendement van de boerenbedrijven
Statistische gegevens uit de omgeving van Songani (zuidelijk gedeelte van Malawi)
Bedrijfsgrootte van de boerderijen in ha 0,56
Grootte van gezinnen, gemiddeld 5,80
Gemiddelde maïsopbrengst (t/ha), lokale variëteiten 0,74
Gemiddelde maïsopbrengst (t/ha), hybriden 1,32
Gemiddelde maïsvoorraad per gezin in maanden 6,90
Meststofgebruik op maïs (kg/ha) 17,00
Totaal bemest oppervlak akkerland in % 29,00
Basisonderwijs van gezinshoofden, in jaren 3,80
Opbrengsten en consumptie van mais in kg
Statistische jaaropbrengst van mais per bedrijf 0,56 ha x 2.000 kg= 1.120 kg
Statistische consumptie van mais per volwassen persoon/per jaar 130 kg
Berekende consumptie zonder hongerperiode per maand per gezin van 5 p. = 55 kg
Berekende, benodigde consumptiemais per jaar per gezin zonder een hongerperiode = 660 kg
Berekend overschot aan consumptiemais per gezin/jaar (voor de verkoop) = 460 kg
Samengevat komt het erop neer dat er per boerengezin jaarlijks voldoende mais wordt geoogst voor het gehele gezin.
Gemiddelde jaaropbrengst in $ van alle landbouwproducten in Malawi
1970 1980 1990 2000 2010 2020
$ per inwoner 99,7 185,4 149,8 111,2 141,7 155
Vergelijkend overzicht van de jaaropbrengst van alle landbouwproducten in Malawi/wereld, gerekend in $:
Verstedelijking
Door de geringe economische kansen en de sterk groeiende bevolking bestaat op het platteland al decennialang voedselonzekerheid en armoede. Voor kansarmen, in hoofdzaak jonge mannen, is dat reden om naar de stedelijke gebieden te migreren in de hoop om daar een bestaan met perspectieven op te bouwen. De Verenigde Naties schat het huidige migratiepercentages op 6,3-7,0 procent per jaar, waarmee Malawi wereldwijd het snelst verstedelijkende land is.
Aangekomen in de stedelijke gebieden krijgen de migranten te maken met het ontbreken van fundamentele hulpbronnen zoals huisvesting, voedsel, energie, drinkwater en sanitaire voorzieningen. Voor huisvesting bestaat de mogelijkheid om naar een huis in aanbouw te zoeken waarbij een huurder, het bouwwerk en alle bouwmaterialen bewaakt en huishoudelijk werk verricht. Meisjes worden gebruikt als kinderoppas. Omdat vaders en moeders het grootste deel van hun tijd besteden aan het zoeken naar werk, nemen die vaak de verantwoordelijkheden van de moeder op zich. Ze doen al het huishoudelijk werk, inclusief koken, wassen en het verzorgen van hun broers en zussen.
Noodgedwongen kiezen de meeste migranten voor een onderkomen in een nederzetting buiten de stad. Door bestuurlijk onvermogen ontstaan die gewoonlijk door het toewijzen van land door de plaatselijke chief zonder een stedelijke huisvestingsbestemming. In die situatie hebben de bewoners dagelijks te maken met ontoereikende voorzieningen zoals de toegang tot openbare diensten, gezondheidszorg, water en financiën. Naar schatting woont ¾ van de bewoners er in ondeugdelijke woningen, variërend van een gemetselde hut zonder voorzieningen tot hutten van geverfd karton of van plastic. Gaandeweg worden de nederzettingen groter en ontstaat ‘een stad in een stad’ met voorzieningen zoals winkeltjes, cafés, restaurants, buurtwinkels, banken en buurthuizen tussen een wirwar van paadjes en zwerfvuil.
Om over contant geld voor voeding te kunnen beschikken is het zoeken naar betaald werk buiten de nederzettingen, de townships, een grote uitdaging. Dagelijks gaan vele duizenden mensen op zoek naar betaald werk in het commerciële deel van de stad. Diegenen die daar werk hebben gevonden vertrekken ’s morgens al heel vroeg massaal te voet en maken lange dagen tegen minimaal loon in de concurrentie tegen het overaanbod aan arbeid. Baby’s worden geboren en raken als vanzelf gewend aan het vernederend bestaan. Ouderen overlijden die al lang het contact met hun 'thuisdorpen' kwijt waren. Het uitzichtloos bestaan van de inmiddels honderdduizenden mensen in de overbevolkte sloppenwijken is van invloed op de geestelijke en mentale gezondheidstoestand van de beklagenswaardige derde rangsbewoners in hun vrijwillig exil. Het bestaan is een schandelijk bewijs van politieke onvermogen om te investeren in de oorzaak. De nieuwe gezinsvormen die steeds opnieuw ontstaan, zijn dan ook als vanzelf gekoppeld aan honger, jalousie en wrok.
Stadsboerderijen
Evenals in de plattelandsdorpen zijn ook de boeren in de stedelijke buitengebieden zelfvoorzienend. Echter hier bestaat vanwege het grote aantal consumenten een grotere behoefte aan gewassen en vleesproducten. In hoofdzaak wordt mais, cassave en zoete aardappelen door de stadsboeren geproduceerd. Na de oogst worden die gewoonlijk verwerkt tot meel, geroosterd of gekookt om gunstig te kunnen verkopen tegen contante betaling. Afgezien van mais, pluimvee en vee, blijkt groenten het meest winstgevend. Vooral wortelgewassen als toevoeging op de maisconsumptie. Omdat het houden van slachtdieren weinig ruimte vereist, is ook het fokken daarvan lucratief. Daarmee zijn de stadsboerderijen de op één na belangrijkste bron van inkomsten na formeel werk in een land met relatief weinig kansen in de formele sector. De op zich welvarende stadlandbouw wordt bij herhaling benadeeld door ongereguleerde straat- en marktverkopers die de belangrijkste leveranciers zijn voor zaden en kunstmest. Omdat het leveren van vervuilde kunstmest en onvolwaardig zaad gebruikelijk is, zijn de oogsten dan ook vaak erg slecht.
Logistiek
Na de oogst hebben de boeren gewoonlijk geen mogelijkheden om de opbrengsten op te slaan, te verwerken en voor langere tijd te bewaren. Vooral omdat contant geld nodig is voor het gezin en het voortbestaan van de boerderij wordt daarom een groot deel van de maisopbrengst ver onder de marktprijs verkocht, nog tijdens de oogsttijd. Omdat vanwege het overaanbod aan mais de prijzen op dat moment erg laag zouden zijn, stelt de regering jaarlijks zogenaamde farmgate prijzen vast. In 2023 was dat $0,13 per kilo, maar dat werd gewoonlijk niet betaald en als oneerlijk ervaren.
Opkopers beschikken gewoonlijk over transport om de zakken met de pas geoogste mais op te halen en op te slaan. Na ongeveer zes maanden, nadat de leefvoorraden van de plattelandsbewoners zijn geconsumeerd, komen de opgekochte voorraden weer terug op de markt. Vanaf dat moment worden de maisprijzen als hoofdvoedselproduct snel hoger. Kenmerkend voor deze jaarlijks terugkerende dynamiek is dat de producerende boeren niet meedelen in de winsten, de consumenten het gelag betalen en de opkopers en handelaren van het prijsopdrijvend effect lijken te profiteren. Een aantal van hen, miimba (‘aasgieren’) genoemd, laten een grote verscheidenheid aan groenten verbouwen, bewonen een groot huis met westerse gemakken en stralen rijkdom uit.
Markten
De verkoop van voedingsproducten verloopt overal in Malawi concurrerend via markten. Op de plaatselijke dagmarkt betaalt de marktkoopman belasting, maar wederkerig zijn er geen voorzieningen voor het welzijn van de marktbezoekers en controle op de voedselveiligheid. Bij de kooplui in de buurtmarkten is het gebruikelijk dat tol wordt geint door de plaatselijke chief, maar ook hier wordt geen toezicht gehouden op de voedselveiligheid. Op de informele buurtmarkten worden goedkopere voedingsproducten aangeboden. Deze markten zijn een sociale ontmoetingsplaats waar mensen hun dagelijkse boodschappen kunnen doen met nadruk op kosten, gezelligheid, gemak en nieuwsverspreiding. Het is ook een plaats voor ruilhandel, wat helpt om de gevolgen van de lage inkomsten te minimaliseren. Bij gelegenheid wordt ook gekocht bij doorvoerknooppunten en vanaf de boerderijen. Supermarken in zowel de landelijke als de stedelijke gebieden zijn verrassend afwezig. De reden is dat die als deel van een buitenlandse voedselketen duur zijn.
Marktprijzen van mais in Kwacha
Datum zuiden Malawi
01-11-2022 466 437
01-12-2022 490 467
01-01-2023 493 470
01-02-2023 588 546
01-03-2023 666 637
01-04-2023 722 705
01-05-2023 490 479
01-06-2023 510 487
01-07-2023 557 525
01-08-2023 727 667
01-09-2023 740 695
01-10-2023 749 698
01-11-2023 794 730
01-12-2023 861 790
01-01-2024 982 900
01-02-2024 935 864
Farm gate prijs 2023 K500
Gemiddelde opkoopprijs K90
(K100 = €0,0548)
Ontwikkelingshulp
Malawi is voor zijn inkomsten al decennialang afhankelijk van multilaterale donoren en is kwetsbaar bij in- en externe invloeden. De inkomsten in 2017 waren 1,3 miljard dollar, waarvan ongeveer 575 miljoen aan ontwikkelingsgeld. Sinds 2013 was de Wereldbank de grootste financieringsbron voor Malawi met ongeveer 45% van alle betalingen aan leningen. Verwacht wordt dat de organisatie in de toekomst financieel belangrijk zal blijven voor een van armste landen van de wereld.
Aan het geven en bij het ontvangen van kredieten en donaties zijn overeenkomsten gemaakt die recht moeten doen aan de bedoeling en de opzet van de hulpverlening; in ieder geval met de inhoud dat de uitbetaalde fondsen efficiënt en effectief moeten worden gebruikt voor de project- en programmadoelstellingen. De aanvankelijke bedoeling was om de bestedingen buiten de overheidsbegroting te houden zodat die beter te controleren waren. Echter, regelmatig werden de afspraken omzeild bij het uitvoeren van ontwikkelingsprojecten door politieke inmenging, wijdverspreide corruptie, ontoereikende bestuurlijke capaciteit en bureaucratische tegenwerking.
In 2012 kwam in Malawi een groot corruptieschandaal aan het licht. Het ging om 250 miljoen dollar aan verdwenen overheidsgeld in een land dat voor 40% afhankelijk is van ontwikkelingshulp. Een rechtvaardiging vanuit Lilongwe werd gevonden in de motivatie dat de Malawische overheid niet verplicht was om belastingen te heffen om aan haar geld te komen en het dan ook niet nodig was om daarover verantwoording af te leggen. Voor de donorlanden ging die redenatie te ver en was reden om de financiële steun aan Malawi tijdelijk op te schorten.
Het gevolg was dat steeds meer donaties buiten het overheidsapparaat werden uitgekeerd om te voorkomen dat door patronage en door politiek en administratief wanbeheer gelden verloren zouden gaan. Een gangbare omleiding was het verlenen van rechtstreekse hulp via intergouvernementele of niet-gouvernementele organisaties voor hulp in natura zoals voedsel en medicijnen maar dan buiten het toezicht van de Malawische regering. Uiteindelijk leidde het herhaald wanbeheer tot strafmaatregelen door het intrekken van hulp of door opschorting. Nationaal hadden de maatregelen ontwrichtende gevolgen. Als reactie daarop betichten de opeenvolgende Malawische regeringen de donorlanden van neokoloniale inmenging in de binnenlandse politiek met als doel om een verandering van regime op te dringen.
Om hun district als achterban te behouden hadden de parlementsleden en raden in Malawi belang bij de ontwikkelingshulp en werd gezocht naar een compromis. In hun reactie kozen zij ervoor om de efficiëntie van de bestedingen niet aan te vechten. Het moest gaan om het bedenken van manieren om in samenspraak de financiële middelen opnieuw naar zichzelf en hun favoriete compagnons te leiden. Met het motief om de donaties door een betere coördinatie effectiever te besteden, werd met instemming van de donorlanden een gezamenlijk fonds opgericht waarin alle donaties werden samengebracht ter bestrijding van de armoede in overeenstemming met de bepalingen van internationale overeenkomsten. De bedoeling van het fonds, een aanpassing van het Local Development Fund (LDF), was dus bedoeld om te voorkomen dat ontwikkelingshulp weer in de overheidsstructuren zou komen. Daarbij was door de regering van Malawi bedongen dat projecten uitgevoerd konden worden indien die deel uitmaakten van de nationale beleidsmaatregelen. Anticiperend werden daarvoor zelfgekozen kandidaten op de hoogste posities benoemd. Van ambtenaren werd solidariteit verwacht om projecten te ondersteunen die door de regerende politieke partijen werden verdedigd.
Vanwege de politieke stabiliteit van het land, de vredige samenleving en de consistente steun voor de democratie pleiten meerdere donorlanden al jaren om te stoppen met de hulpverlening. De redenatie van de critici is dat het land al tientallen jaren groot-ontvanger is van hulp terwijl er vanaf de jaren ’80 geen tekenen zijn geweest van economische groei. Ze wijzen op het gebrekkig landsbestuur, de slechte infrastructuur, de te grote afhankelijkheid van de export van producten met een geringe marktwaarde, zwak politiek engagement voor markthervorming en de investeringen zonder een tegenprestatie. Met dergelijke factoren is het volgens hen onmogelijk om de effectiviteit van ontwikkelingshulp te beoordelen omdat de donaties nog steeds met een omweg worden gebruikt om de overheidsbegroting op orde te houden terwijl de bevolking van het land in armoede blijft leven. De regering van Malawi wijst daarentegen op de ontwikkelingsachterstand van het land en doet blijvend een beroep op de morele plicht van de rijke westerse landen om geld te geven in de vorm van ontwikkelingshulp.
Een aantal wetenschappers is van mening dat ontwikkelingsgeld de directe oorzaak is van extreme armoede vanwege corruptie en de kenmerkende lijdzaamheid van de regering en de bevolking van Malawi. Zij pleiten voor het beëindigen van ontwikkelingshulp om uit die vicieuze cirkel te geraken. Economen voegen daaraan toe dat de donaties als ontwikkelingshulp uitzichtloos zijn geworden en dat rechtvaardigt het eisen van tegenprestaties en dwangmaatregelen.
Voor Malawi blijkt ondertussen dat ontwikkelingshulp door corruptie en foute keuzes een politiek, economisch en humanitair debacle. De notie dat door hulpverlening de structurele armoede zal verdwijnen, is volgens de wetenschappers een utopie in de draaimolen van marktverstoring en nóg meer hulp.
Feitelijk zijn de opeenvolgende regeringen van Malawi al tientallen jaren niet in staat gebleken om door beleid de levensstandaard en het geestelijk welzijn van de bevolking in stand te houden of te verbeteren. Wat is daarvan de reden en wat is de oorzaak dat 94% van de plattelandsbewoners onder de armoedegrens leeft. Waren de leiders al die jaren genetisch meer verdorven, incapabel en de beleidsmakers lamlendiger? Of was de onwaarschijnlijke corruptieve stroperigheid van het chief-systeem als democratisch-bestuurlijke rechtsvorm de reden? En wat was de rol van de maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven in het bestaan van de structurele armoede? Had het decennialang uitblijven van economische groei en de slechte vooruitzichten misschien te maken met het gebrek aan middelen en mogelijkheden? In algemene zin kan het bestaan van de kwakkelende economie en de hardnekkige armoede zeker niet uitsluitend de bestuursorganen en het bedrijfsleven worden toegedacht zonder de dynamiek in de samenleving en de volksaard te betrekken. Dan gaat het om de heersende mentaliteit, integriteit, werklust, het tegenwerken van initiatieven en onderlinge jalousie
Hulpverlening en liefdadigheid
Malawi is niet het land waar álle mensen arm en zielig zijn. Ook in collectieve armoede bestaan er immers ontspannen momenten. Toch is het een land bij uitstek waar veel hulporganisaties naar verwijzen en vragen om te doneren om die ‘mensen te helpen’. Voor de noodhulporganisaties is het bestaan van structurele armoede immers essentieel om als organisatie te kunnen voortbestaan. Dat is de reden dat veel grotere hulporganisatie met doordachte reclame aandacht vragen om de bestaande armoede te verzachten, maar weinig initiatieven ontwikkelen die nodig zijn om de armoede in het land te bestrijden. Het blijft zoals het is: landbouwen zonder een tweewielige tractor, een ziekenhuis zonder medicijnen, scholen zonder onderwijsmiddelen, een dorp zonder maismolen en een oma zonder deken. Het gaat om het ontvangen van donaties, erfenissen, subsidies en het bieden van noodhulp inclusief media-aandacht. Door geld te geven ontstaat bijgeval een zichtbare hiërarchische situatie. De gever staat boven. De ander staat ingetogen onder. Daarbij is het niet per se noodzakelijk om de oorzaken van armoede te onderzoeken en te bestrijden; het gaat enkel om de gevolgen. Liefdadigheidsinstellingen kennen die hiërarchische structuur niet in het geven en het ontvangen. De een is in staat om te geven. De ander kan niets anders doen dan ontvangen. Scherper gezegd: in dit systeem is daadwerkelijke armoede noodzakelijk, maar het bestrijden daarvan is niet het hoofddoel.
Behalve noodhulporganisaties zijn in Malawi tientallen westerse goeddoelstichtingen actief die tot doel hebben om vanuit goedertierenheid en medeleven minderbedeelde gemeenschappen te ondersteunen. In contact, kunnen de dorpelingen rekenen op toegevoegde kennis en financiële hulp afhankelijk van de doelstelling van de goeddoelstichting. In een wisselwerking worden goed onderbouwde noden voorgelegd, waarna de stichtingsbesturen op zoek gaan naar een financiële dekking om het project te bekostigen. Deze kunnen bestaan uit donaties van particulieren en uit het bedrijfsleven, soms aangevuld met subsidies van de overheid en van noodhulporganisaties. Het systeem verhult compassie en schaamtegevoel als westerse obsessie dat hulp, in welke vorm ook, iets goeds is.
De op liefdadigheid gebaseerde hulp is niet altijd onbesproken. In het streven om zich te vestigen gaat het om hoge organisatiekosten, implementatieproblemen en het feit dat de stichting zich (noodgedwongen) met vormen van corruptie moet inlaten. De hulpverlening bestaat gewoonlijk uit kleinschalige projecten met een tijdelijk karakter voor bijvoorbeeld gratis zaden, onderwijsmiddelen en bouwmaterialen. Vanwege de aard van de hulp hebben de projecten direct een positieve invloed op het lichamelijk en geestelijk welzijn van de plaatselijke bevolking en van de gemeenschap. Ook hier heeft het bestrijden van de structurele armoede geen prioriteit. In geen enkel geval wordt een contraprestatie verlangt in een streven om economische groei te stimuleren zodat de gemeenschap zich zelfstandig verder kan ontwikkelen. Duurzame, meer toekomstgerichte projecten zoals kleinschalige industrieën, een beginnende landbouwmechanisatie en marktontwikkeling zijn niet actueel.
In afhankelijkheid is de medewerking vanuit de gemeenschap bij de uitvoering van de projecten erg groot vanuit de profijtgedachte, tenzij de bedoeling strijdig is met plaatselijke gewoontes of vanuit eigenbelang. Echter, eens houdt de hulpverlening op, te beginnen bij de goeddoelstichting. Mogelijk teleurgesteld omdat goedbedoelde adviezen en afspraken vanuit een andere denkwereld niet worden ‘begrepen’, donaties verloren zijn gegaan of door gebrek aan vrijwilligers. Wat achterblijft is onbegrip en verbittering, maar daarmee is het land en de bevolking niet zielig.